Het is opvallend hoe vaak het gesprek in het klooster gaat over lezen. Niet alleen over wat je leest, maar ook over hoe je leest. En wat het voor je betekent.

Père Bernard, een Franse monnik met wie ik goed bevriend was, zei altijd: ‘in ora et labora mis ik een element. Het lezen is ook een wezenskenmerk van ons leven. Een monnik is altijd bezig met lezen: erbij lezen, opnieuw lezen, anders lezen. Er is niet alleen een monastieke levenskunst, maar ook een monastieke leeskunst – en die twee zijn nauw met elkaar verbonden.’ Bernard was een breed ontwikkelde monnik die veel theologie en filosofie las, maar ook veel literatuur. Hij had een eigen vorm van lectio divina ontwikkeld, want hij las de Heilige Schrift samen met de ochtendkrant. Tegelijk met het venster op Gods werkelijkheid opende hij het venster op de wereld: zo bleef zijn Schriftlezing niet steken in vrome, steriele navelstaarderij. Het biddend lezen werd ingebed in een eigentijdse context, het mondde uit in bidden voor de wereld. Het liefst met een sigaretje erbij, dat hielp bij het overdenken van het nieuws en het inhaleren van de Heilige Geest.

Fratello Enzo, een Italiaanse monnik met wie ik ook vaak over lezen sprak, wees me op het belang van een goede kop koffie voor de lectio divina. ‘Het lezen van de Schrift is het eerste wat ik op een dag doe. Als mijn hoofd nog leeg en fris is. Met een kop sterke, geurige koffie erbij.’ Hij las vaak met een hypothetische vraag in gedachten: hoe zou God dit lezen? Welke woorden zou God belangrijk vinden en onderstrepen? Dat noemde hij contemplatief lezen: kijken door de ogen van de Eeuwige, de Barmhartige, de Rechtvaardige. Enzo liet me zijn psalter zien, dat volgekrabbeld stond met zinnetjes, woordjes, streepjes, pijltjes en vraagtekens. ‘Elke twee jaar gooi ik het weg en begin ik weer met een schoon exemplaar.’ Sinds dat gesprek met Enzo zet ik weer kleine kruisjes in de marges van mijn boeken. En aan mijn bijbellezing heb ik het ritueel van de geurige koffie toegevoegd. Dat helpt om er quality time van te maken, stille uitgespaarde tijd voor de drukke werkdag begint.

Ook père Frédéric, een Belgische monnik, had het vaak over het belang van lezen. Hij vond lezen in de breedte belangrijk. Hij wist dan ook ontzettend veel en kon er fijn en met gevoel over vertellen. Maar nog belangrijker was voor hem, dat er een paar auteurs waren waaraan je je hele leven trouw bleef. Die je in de loop der jaren bleef herlezen. In wier werk je telkens nieuwe dingen ontdekte. ‘Beperk het speelveld en cultiveer je lectuur.’ De oude monnik, die ooit magister studium was geweest en voor de ontwikkeling van tientallen jonge monniken verantwoordelijk was geweest, gaf deze aanwijzing: ‘kies voor één kerkvader, een paar theologen en filosofen en enkele schrijvers en dichters die je bijzonder aanspreken.’ Het was niet moeilijk te raden welke auteurs hij zelf had gekozen, want hun namen kwamen dikwijls terug in zijn gesprekken, conferenties en boeken. Het was goed gezelschap waarmee hij zich omringd had. Ook dit gesprek met Frédéric heeft zijn uitwerking op mij niet gemist. Mijn huisauteurs staan in een hoekje bij mijn leesstoel. Op mijn monastieke plankje. Dat plankje heeft verschillende verhuizingen overleefd en is in tientallen jaren hoegenaamd niet veranderd. Het bevat een favoriet psalmcommentaar, twee regelcommentaren, de teksten van de woestijnvaders, het werk van één uitgelezen theoloog, een handvol romans en bundels van een paar lievelingsdichters.

Ik zou nog meer voorbeelden kunnen noemen van leesgewoonten van monniken die indruk op mij maakten. Dom Jacques begon zijn persoonlijke lezing van een evangelietekst altijd door de passage eerst over te schrijven. Er dwarrelden altijd een paar van die kleine, keurig geschreven blaadjes in het rond als hij zijn bijbeltje opende. De gretige broeder Benoît las alles door elkaar. Hij had zeker tien boeken op zijn nachtkastje liggen en kon zich daar tot in de kleine uurtjes in verliezen. Een broeder van wie ik de naam vergeten ben, probeerde de teksten die hij las meteen uit het hoofd te leren. Daar was hij goed in geworden, hij had ook een grote scherpte ontwikkeld voor nuances in teksten. Een ander had de semitische leesgewoonte overgenomen om Schriftteksten naast elkaar te leggen die op dezelfde manier begonnen of dezelfde betekenisvolle woorden bevatten. Hij beweerde bij hoog en laag, dat hij naar een onbewoond eiland ook zijn concordans mee zou nemen en niet alleen zijn bijbel. Anders kon hij er zijn lectio niet voortzetten.

Al deze voorbeelden illustreren de betekenis van het lezen in kloosters. Lezen is een activiteit die met grote vrijheid en een enorme levenslust wordt bedreven. Lezen om uit te leven, luidt een kloostermotto. Het is een van die dingen die een abdijbezoek verrijkend maakt: de ontmoeting met stevige, geoefende en eigenzinnige lezers. Het kloosterlezen is weldadig in een tijdsgewricht met sterk veranderende leesgewoonten, een wereld waarin misschien wel veel maar vaak ook erg oppervlakkig wordt gelezen. Waarin mensen hun leesvermogen niet kennen of het schromelijk overschatten. Goed lezen maakt nuchter en nederig, ook dat is kloosterwijsheid. Lees prudenter, constanter en sapienter, zegt de Regel van Benedictus, oftewel met voorzichtigheid, vasthoudendheid en goed verstand. Het gaat in kloosters zeker niet alleen om veel lezen, aandachtig lezen of voortdurend lezen. Het monastieke lezen heeft veel gezichten. Voor mij onder meer die van Bernard, Enzo, Frédéric, Jacques en Benoît.

Uit: Klooster te koop. Teksten van Charles van Leeuwen en Illustraties van Davide Meinema. Verschijnt in 2023