‘Voor alles is het Europese programma een alomvattend, concreet en constructief vredesprogramma.’ Aldus Robert Schuman, een van de stichters van de Europese Unie. Hij is een bijzondere, maar ook wat teruggetrokken persoon. In het laatste nummer van het Benedictijns Tijdschrift (2022/2) mocht ik een portret van hem publiceren, waarin ik vooral aandacht besteed aan zijn religieuze profiel.

Een vredesprogramma

‘Voor alles is het Europese programma een alomvattend, concreet en constructief vredesprogramma. Een programma van wederopbouw en vernieuwing: economisch, cultureel en politiek. Vrede is niet louter het beëindigen van de oorlog. De opgave is een nieuwe wereld te scheppen, die bestand is tegen uitbarstingen van geweld, die vrijheid en veiligheid garandeert en de verbonden landen ook geluk en welvaartsgroei in het vooruitzicht kan stellen.’ Aldus Robert Schuman in een lezing in Duitsland, in 1956, over het enkele jaren ervoor opgestarte Europese samenwerkingsverband. ‘Europa is geen gelegenheidsverbond, maar een gezamenlijk project met blijvende verplichtingen.’[1]

Schuman heeft in veel opzichten een bijdrage geleverd aan dat Europese ‘project’. Aanvankelijk als premier van Frankrijk en daarna als minister van buitenlandse zaken was hij betrokken bij de oprichting van de Raad van Europa, in 1949, en enkele jaren daarna bij de totstandkoming van de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS). In het collectieve geheugen van Europa leeft Schuman voort dankzij zijn toespraak op 9 mei 1950, waarin hij het ‘Schuman Plan’ lanceerde en het ontwerp van de EGKS uittekende. Het waren de juiste woorden op het juiste moment, zeg maar het ‘beslissende zetje’ dat het Europese eenwordingsproces in gang zette. Samen met Jean Monnet was Schuman de architect van die EGKS, een samenwerkingsverband van zes lidstaten dat in 1952 in werking trad: de versie 1.0 van de latere Europese Unie. Daarnaast speelde Schuman een belangrijke rol bij de Straatsburgse Conventie voor Mensenrechten en Fundamentele Menselijke Vrijheden (1951, van kracht geworden in 1953). In diezelfde jaren streefde hij een Europese Defensie Gemeenschap na, een plan dat echter in 1954 sneuvelde, onder andere door tegenwerking van zijn opvolger Charles De Gaulle. Aan het eind van zijn politieke loopbaan was Schuman nog twee jaar voorzitter van het Europese Parlement (1958-1960), een functie die toen vooral een ceremonieel karakter had.

Vader van Europa

Omdat hij zo’n belangrijke rol speelde bij de totstandkoming van de Europese samenwerking op politiek, economisch en juridisch terrein en tevens vergaande integratie op militair, cultureel en onderwijsgebied bepleitte, wordt Schuman wel geëerd als ‘Vader van Europa’.[ii] Een eretitel die misschien wat ruim bemeten is, zeker als je bedenkt dat nog twee andere Europese grootheden zo worden genoemd. Keizer Karel de Grote staat al vanaf de 9e eeuw bekend als pater Europae en de heilige Benedictus wordt met diezelfde woorden aangesproken als schutspatroon van Europa. De titel ‘pelgrim voor Europa’ is misschien gepaster, niet in de laatste plaats omdat het een geuzennaam was die Schuman zelf voerde. Hij voelde zich met zijn Europese idealen als een pelgrim die aan een lange tocht begonnen was en telkens weer opnieuw op weg moest gaan, soms met het gevoel dat het einddoel zich van hem verwijderde… Het was met grote vasthoudendheid en religieuze overgave dat hij zich aan die pelgrimage wijdde.

Het beeld van de Europese pelgrim kunnen we voor ogen houden als we het proces van zaligverklaring dat voor Schuman is opgestart, willen duiden. Het proces werd in 1990 gestart, de eerste fase van het verzamelen van getuigenissen was in 2004 afgerond. In 2021 kreeg het een nieuwe impuls, toen paus Franciscus aan Schuman de officiële kerkelijke titel ‘eerbiedwaardig’ gaf, waarmee het licht op groen komt te staan voor een lokale verering.[iii] Het is nog wachten op een officieel wonder voordat de zaligverklaring echt zal plaatsvinden, maar in dit geval zouden we misschien kunnen zeggen dat de échte wonderen allang zijn geschied. Het waren de wonderen van een geleidelijke verzoening tussen landen die in de Tweede Wereldoorlog diametraal tegenover elkaar stonden, van een daadwerkelijke Europese eenwording die lange tijd alleen gedroomd kon worden en van een langdurige en stabiele vrede, althans in een groot deel van het Europese continent.

Grensverleggend geloof

In dit artikel wil ik een portret tekenen van deze markante Europese politicus, waarbij ik vooral ook aandacht zal besteden aan zijn religieuze profiel.[iv] Zoals bekend, was Schuman een katholiek politicus met een uitgesproken gelovige visie op kerk en samenleving. Minder bekend is echter, dat hij ook grote affiniteit had met de wereld van de kloosters: dat was zijn spirituele binnenwereld, die stilletjes zijn bidden en werken omlijstte. De Europese waarden die Schuman uitdroeg, waren geworteld in zijn christelijk geloof. Zijn kerkelijke en monastieke vriendschappen, in verschillende landen, droegen aan de totstandkoming van zijn Europese idealen bij.           

Stil instrument

Wie was Robert Schuman? Het is niet zo eenvoudig om door te dringen in zijn wat gereserveerde en strenge persoon. Op de Franse ministeries werd hij vanwege zijn ingetogen werkhouding wel le moine genoemd, de monnik. Anders dan de meeste andere ministers, had hij geen extravert karakter. Hij was een workaholic die zich weinig wereldse genoegens gunde. Zijn leven was op het eerste gezicht saai en weinig spectaculair, het speelde zich af in kantoren en vergaderruimtes.

Schuman was op 29 juni 1886 geboren in een kleinburgerlijke emigrantenfamilie in de stad Luxemburg. Beide ouders waren daar uit Lotharingen naartoe getrokken, zijn vader had de Duitse nationaliteit verkregen en zijn moeder de Franse behouden. Vader Schuman had zijn deel van de familieboerderij verkocht en onderhield het gezin van de rente van dit kapitaal. Hij was een schuwe en afstandelijke vader, die zijn eniggeboren kind bij zijn overlijden – Robert was toen 14 jaar oud – niet veel meer naliet dan een goed gevulde beleggingsportefeuille. Met zijn moeder deelde de opgroeiende jongen veel meer. Zij omringde het kind met veel liefde en bracht het in contact met de dingen die zijn leven lang belangrijk zouden blijven: literatuur, klassieke muziek en een doorleefd katholiek geloof. Schuman verloor ook zijn moeder al op relatief jonge leeftijd na een verkeersongeluk – hij was toen 25 jaar oud. Dat overlijden liet een grote leegte na, die hij nooit meer heeft weten te vullen. Volgens een overlevering besloot Schuman, die een begenadigd pianist was en uitstekend Bach en Beethoven speelde, na de dood van zijn moeder om zijn vleugel nooit meer aan te raken. Het instrument bleef vijftig jaar lang stilletjes in een hoekje van de huiskamer staan, als een trieste herinnering aan een familieleven dat definitief voorbij was. Bij de dood van zijn moeder stelde hij zich de vraag of hij geen priester wilde worden of in het klooster zou intreden. Maar hij koos er voor zijn geloof midden in de wereld uit te dragen: zijn roeping lag in zijn werk.

Schuman groeide tweetalig op: in Luxemburg zat hij op een Duitstalig gymnasium, maar met zijn moeder sprak hij Frans. Welbeschouwd was de taalsituatie nog complexer, want met zijn vader had hij altijd het Luxemburgse Platt gesproken en met andere familieleden het Lothrìnger Platt. Hij was zich ervan bewust dat hij in een grensstreek was geboren en bij een regionale minderheid hoorde. Voor alle zekerheid behaalde hij naast het Luxemburgse Abitur ook een officieel Duits diploma. Het laatste jaar van de middelbare school deed hij nog eens over in Metz. Dat was in 1870 een Duitse Reichsstadt geworden, maar had als hoofdstad van Lotharingen zijn Franse karakter goeddeels behouden. Naar de gewoonten van zijn tijd verdeelde Schuman zijn rechtenstudie over verschillende universiteitssteden: Bonn, München, Berlijn en Straatsburg. Nadat hij in 1912 in Straatsburg was gepromoveerd, vestigde hij zich in Metz als advocaat. De maître, altijd keurig in het pak en met een klein zilveren brilletje, maakte al snel naam als dossiervreter. Hij besteedde veel aandacht aan zijn zaken en beheerste feilloos de twee werktalen van de stad.

Frans-Duits jurist

Schuman was nog niet lang aan het werk toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Hij was dienstplichtig en kreeg een aanstelling als jurist bij het Duitse leger, met Metz als standplaats. Hij werd verantwoordelijk voor de afhandeling van onteigeningen, vooral van Franse burgers, en zag zo van nabij de dramatische gevolgen van de oorlog. Na de vrede van Versailles hervatte hij het werk op zijn eigen kantoor in Metz, maar in een compleet veranderde context. Lotharingen was opnieuw bij Frankrijk gevoegd, met grote gevolgen voor het plaatselijk bestuur, de rechtspraak, het onderwijs en andere aspecten van het publieke bestel. Het betekende dat er veel werk was voor de tweetalige jurist, die van moederskant de Franse nationaliteit had en als onverdacht Frans gold, maar tevens goed op de hoogte was van het Duitse recht dat een halve eeuw had gegolden.

Daartoe aangespoord door vrienden en kerkelijke relaties, stelde Schuman zich bij de landelijke verkiezingen in 1919 kandidaat voor de URL, de regionale christen-democatische partij. Hij had succes en zou gedurende het hele interbellum een van de regionale afgevaardigden van Lotharingen zijn in de Assemblée Nationale. In die positie was hij nauw betrokken bij de speciale wetgeving die nodig was voor inpassing van zijn regio in de République. Het feit dat de regio een speciaal statuut heeft, dat teruggaat op verworvenheden uit de periode van na 1918, onder andere voor het onderwijs en het gebruik van de minderheidstaal, is mede het gevolg van Schumans politieke activiteit. Als parlementslid bouwde hij tevens grote financiële en staatsrechtelijke deskundigheid op, die hem later te pas zou komen.

Oorlog en vrede

Eind jaren dertig kreeg Frankrijk te maken met grote aantallen vluchtelingen uit Duitsland. Het richtte een speciaal staatsecretariaat in voor vluchtelingenhulp: niemand leek geschikter voor deze functie dan de meertalige, humanitair bewogen parlementariër uit de grensstreek. Schuman heeft deze functie niet lang kunnen bekleden, want in het voorjaar van 1940 viel het Duitse leger Frankrijk binnen. Het kwam tot een wapenstilstand en een nieuwe, met Duitsland samenwerkende regering onder leiding van maarschalk Pétain. Dat stelde Schuman, die als staatssecretaris automatisch was overgegaan naar de nieuwe regering, voor een gewetensvraag. Hij aarzelde wat hij in deze situatie moest doen: zijn politieke werk voortzetten of ontslag nemen? Na lang wikken en wegen deed hij het laatste. Het feit dat hij in deze overgangsperiode een paar weken nodig had voor hij tot een besluit kwam, is hem na de oorlog wel kwalijk genomen. Hij werd door sommigen gezien als collaborateur en gerekend tot de politici die niet meer konden terugkeren. Daarbij speelde mee, dat hij in de eerste wereldoorlog in het Duitse leger had gediend en in de politieke arena de bijnaam ‘de mof’ had gekregen, een reputatie die in de oorlogsjaren uiteraard een zeer negatieve lading kreeg.

Maar de situatie ontwikkelde zich tijdens die Tweede Wereldoorlog in een andere richting. Na zijn ontslag als staatssecretaris was Schuman naar Metz teruggegaan, waar de nazi’s snel alle bestuurlijke functies hadden overgenomen. Het bleek gevaarlijk om er terug te keren, maar Schuman wilde absoluut naar huis om bepaalde archieven te vernietigen. Tien dagen na aankomst werd hij door de nazi’s gearresteerd, omdat hij weigerde met het nieuwe bestuur samen te werken. Acht maanden bracht hij door in de gevangenis van Metz, een periode waarover niet zo veel bekend is. Schuman onderging intimiderende verhoren, maar werd niet gemarteld. Zijn regime was relatief mild, hij kreeg voldoende te eten en kon via vrienden boeken krijgen om te studeren.

In april 1941 dreigde deportatie naar een concentratiekamp, maar dankzij de interventie van een oud-collega werd de maatregel verzacht. Schuman kwam terecht in Neustadt, waar hij onder toezicht van de Gestapo stond maar in de praktijk redelijke vrijheid genoot. Toen de situatie in de zomer van 1942 dreigde te verslechteren, besloot hij te vluchten. Te voet trok hij over de Vogezen, om zich voor de rest van de oorlog in Frankrijk schuil te houden. Twee jaar lang  zwierf hij er rond en logeerde soms bij vrienden, dan weer in kloosters. Hij verbleef onder andere in de benedictijner abdij van Ligugé in de Loire-streek, de trappistenabdij Notre-Dame-des-Neiges in de bergen van de Ardèche en een weeshuis van Zusters van de Voorzienigheid in Beaupont, niet ver van de Zwitserse grens. Het waren jaren van gevaarlijke tochten maar ook mooie vriendschappelijke ontmoetingen, met intense gesprekken over het Europa van de toekomst.

Het verblijf in de kloosters beviel de bijna zestigjarige Schuman eigenlijk wel, hij genoot van de stilte en het klimaat van studie en gebed. De abt van Ligugé, Dom Pierre Basset, zou later over Schuman zeggen dat hij ‘de meest gehoorzame en best ingevoegde novice was die ik ooit heb gehad’. Op zijn beurt schreef Schuman na de oorlog aan de abt: ‘U kwam me elke dag wel even persoonlijk opzoeken, soms uitgebreid. En nooit ging u weg zonder een woord te spreken dat in het teken stond van de vrede. Ik deelde in de religieuze geest van uw huis en vond er de bemoediging en kracht, die me later in staat zouden stellen om de belangrijke dingen van mijn leven te doen.’[v]

De vroege veertiger jaren vormden dus een keerpunt in Schumans leven: eerst door zijn politieke werk voor de opvang van vluchtelingen, vervolgens door zijn gevangenschap en leven onder toezicht van de Gestapo, tenslotte door de onzekere vlucht en het gastvrij onthaal in tal van huizen. Zijn latere politieke werk zou in het teken staan van al die ervaringen: vooral het herstellen van wat in de oorlog kapot was gegaan en het werken aan een nieuw politiek bestel, dat voor een duurzamer vrede kon zorgen.

Politieke vormingsjaren

Het is zinvol om nog even terug te gaan naar Schumans vormingsjaren. Want zijn na-oorlogse politieke optreden was niet alleen een antwoord op de ervaringen van de oorlogstijd, het greep ook terug op inspiratiebronnen uit zijn studiejaren. Schuman had in München college gelopen bij de beroemde progressieve econoom Lujo Brentano in München, een van de voorstanders van een vrije markt zonder staatsgrenzen. Maar nog belangrijker voor hem waren de colleges van de filosoof Georg Von Hertling, een van de voornaamste katholieke intellectuelen van Duitsland, die ook nog één jaar rijkskanselier zou zijn. Von Hertling pleitte ervoor dat de katholieken hun plaats in het publieke bestel, die hun in de Kulturkampf was ontnomen, weer zouden opeisen. Ter ondersteuning van de katholieke identiteit in de wetenschap had hij de Görresgesellschaft opgericht, een vereniging waarvan Schuman de lezingen en publicaties nauw volgde. Zelf werd Schuman lid van de katholieke studentenvereniging Unitas, die over heel Duitsland verspreid was en ijverde voor het uitdragen van de katholieke identiteit in politiek en samenleving.

In Metz zou Schuman dat engagement voor de katholieke emancipatie voortzetten, onder meer door actief te worden in het diocesane jeugdwerk. Dat maakte hem bekend in de regio en zou hem later ook veel stemmen onder katholieke kiezers opleveren. Ofschoon Schuman een loopbaan als jurist nastreefde en niet onmiddellijk aanstuurde op een politieke carrière, was hij er door zijn deelname aan politieke jeugdbewegingen wel goed op voorbereid, zowel inhoudelijk als qua netwerk. Hij was doordrongen van de betekenis van jeugdwerk voor de jongeren, die gevormd werden door wat zij meemaakten in discussiegroepen, in het vrijwilligerswerk en tijdens landelijke manifestaties.

Een tweede circuit waaraan Schuman zijn politieke ideeën ontleende, was het grensoverschrijdend netwerk van christen-democratische partijen in het interbellum. Niet alleen de socialisten hadden hun Internationale, ook conservatieve politici kenden hun internationale ontmoetingen. Schuman bezocht in Parijs de congressen van de Partito Popolare Italiano, de partij die in 1919 door de Italiaanse priester Luigi Sturzo was opgericht maar al snel zijn activiteiten naar Frankrijk moest verplaatsen, omdat het fascistische regime geen andere partijen duldde. De groep rond Sturzo werkte tijdens de ballingschap ideeën uit over een nieuwe ordening van Europa en was eveneens een pleitbezorger van een gemeenschappelijke markt. Schuman volgde de discussies van de Partito Popolare met grote belangstelling en liet er zich als volksvertegenwoordiger uit een grensgebied door inspireren. Het ideaal van Europese samenwerking leefde in de jaren twintig en dertig in bredere kring, misschien wel het sterkst bij mensen die uit landen met een totalitair bewind kwamen of aan de grenzen ervan woonden.

Benedictijnse onderstroom

Er was echter nog een ander circuit dat zich op een Europees niveau bewoog en waarmee Schuman in Metz in contact kwam te staan. De bisschop van Metz, Dom Willibrord Benzler, was een benedictijn. Paus Leo XIII had deze voormalige abt van Maria Laach opgedragen zijn klooster te verlaten voor de belangrijke bisschopszetel van Metz. Het was Benzler die de jonge Schuman vertrouwd maakte met de benedictijnse spiritualiteit en aanzette tot een actieve rol in het jeugdwerk van zijn bisdom. Hij stuurde hem ook naar de abdijen die in die jaren toonaangevend, zoals Beuron, Ligugé, Maria Laach en Solesmes. Schuman raakte geïnspireerd door katholieke intellectuelen als Romano Guardini en Jacques Maritain en probeerde dagelijks vanuit een ritme van ora et labora te leven. Tussen Schuman en Dom Benzler, twee tamelijk eenzame mensen in Metz, ontwikkelde zich een hechte vriendschap.

De benedictijnse vriendschappen van Schuman waren misschien minder zichtbaar dan de politieke, op de achtergrond waren ze zeker zo belangrijk. Ze steunden Schuman in zijn levenskeus voor een ‘lekenapostolaat’ en openden eveneens een wijde Europese horizon. In de dramatische jaren van de oorlog bleken ze van levensbelang te zijn voor zijn overleven in de clandestiniteit.

Outsider in Parijs

Het lag voor de hand dat Schuman, een politicus die door het nazi-regime was vervolgd, na 1945 opnieuw een actieve rol in de Franse politiek ging spelen. Maar politici die aan de Vichy-regering hadden deelgenomen, al was het maar voor korte tijd, waren besmet. Er was een persoonlijke interventie van De Gaulle nodig voor Schuman zich opnieuw verkiesbaar kon stellen. Eind 1945 kwam hij in de nationale politiek terug en was daar een van de weinigen met parlementaire en regeringservaring. Dit verklaart mede waarom hij, die slechts een kleine partij vertegenwoordigde en vooral geïdentificeerd werd met de regionale belangen van Lotharingen, functies kreeg aangeboden met grote verantwoordelijkheid: anderhalf jaar was hij minister van financiën, acht maanden premier, ruim vier jaar minister van buitenlandse zaken en één jaar minister van justitie.

Schuman gold niet als een erg succesvol minister, maar we moeten ons realiseren dat die naoorlogse jaren moeilijk en sterk gepolariseerd waren. De jonge democratie bleek instabiel, de economie stond aan de afgrond en de sociale verhoudingen stonden op scherp. Schuman was vooral bedreven in de juridische en administratieve aspecten van het politieke bedrijf, maar miste de soepelheid die nodig was voor het vinden van politieke compromissen en het overtuigen van de politieke basis. Met zijn starre houding en rigide financiële koers vervreemdde hij al snel de linkse partijen, met als gevolg dat hij het als regeringsleider nog geen jaar volhield. Maar door zijn discrete persoonlijke profiel en grote dossiervaardigheid bleek hij wel goed te passen in het diplomatieke circuit. Het is aan de Quay d’Orsay dat hij zijn belangrijkste politieke resultaten behaalde, door Frankrijk opnieuw in Europa en het nieuwe Atlantische bondgenootschap te positioneren. Als betrekkelijke outsider in Parijs, afkomstig uit een grensregio en niet gebonden aan een grote partij, kon hij die non-conventionele internationale koers uitzetten. De Europese politiek die Schuman voorstond, was in Frankrijk zelf niet populair. Al in 1954 werd hij door de veel nationalistischer georiënteerde De Gaulle politiek uitgerangeerd.

Schumans latere functies in Europese instellingen werden binnen Frankrijk zelf beschouwd als een politiek zijspoor. Zijn positie werd marginaal en het is tekenend dat op zijn begrafenis – Schuman stierf op 4 september 1963 na een snel om zich heen grijpende Alzheimer – geen staatslieden van betekenis aanwezig waren. De Gaulle en andere grootheden uit politiek Parijs negeerden dit gebeuren volledig. De Franse regering achtte ook de aanwezigheid van de Duitse bondskanselier diplomatiek ongewenst, met als gevolg dat Konrad Adenauer niet op de begrafenis van zijn goede vriend aanwezig kon zijn.

Welbeschouwd waren het maar luttele jaren geweest dat Schuman in Parijs een vooraanstaande positie bekleedde, maar ze bleken doorslaggevend voor het opstarten van de Europese samenwerking. Je zou Schuman daarom wel een ‘man van de Voorzienigheid’ kunnen noemen. In zijn eigen ogen was het zeker de Voorzienigheid die hem in die sleutelpositie had gebracht: dat was waarom hij zo snel en doelgericht de grote internationale verdragen afwerkte. Hij wist dat er haast was geboden om het momentum te grijpen.

Politieke en maatschappelijke nalatenschap

Europa eert in Schuman een van zijn grondleggers. Daarbij wordt vooral stilgestaan bij het feit dat hij een van de stichters was – veel minder bij de ideeën en idealen die Schuman in die stichting uitdroeg. In het Europese debat van vandaag de dag worden zijn woorden nog maar zelden geciteerd. Welbeschouwd is de Europese actualiteit zo verschillend van die der vijftiger jaren, dat er vrijwel geen aansluiting meer is bij Schumans persoonlijke gedachtengoed.

Het is daarbij een gegeven dat Schuman niet veel geschreven teksten heeft achtergelaten en een goot deel van zijn persoonlijke archief in 1940 verloren is gegaan. Er zijn wel redevoeringen bewaard over Europese thema’s, maar daaronder bevinden zich geen sleutelteksten, afgezien van de reeds genoemde, korte toespraak bij de oprichting van de EGKS. Het is tekenend dat het boekje Pour l’Europe (1963), dat met hulp van vrienden werd samengesteld toen Schuman zelf al dementerende was, waarschijnlijk zijn duidelijkste en meest leesbare Europese manifest is. Schuman was vooral een man van de politieke praktijk. Zijn voornaamste geschreven nalatenschap is eigenlijk de wetgeving die hij heeft begeleid en de regelgeving die hij de door hem opgerichte instituties – waaronder de Europese – heeft meegegeven.

Dit laat onverlet dat zijn naam in het Europese universum niet meer weg te denken is. De Brusselse wijk met de Europese instituten is naar hem genoemd, zodat het begrip Schuman vrijwel identiek is geworden aan Europa. Een rondgang op internet toont dat zijn naam aan tal van andere instituten is verbonden, waaronder de Universiteit van Straatsburg waar hij studeerde, het cultuurcentrum in Genève dat hij oprichtte en twee musea in zijn geboortestad Luxemburg en woonplaats Metz. De academische wereld kent ook verschillende instituten die zijn naam dragen, onder meer de bekende Europese onderzoeksinstituten in Florence en Boedapest, maar brengt ook kleiner eerbetoon in de vorm van Schuman-leerstoelen, lezingen, prijzen en studiebeurzen. Dan zijn er nog tientallen zo niet honderden scholen, kerkelijke retraitehuizen en andere instellingen die zich met zijn naam sieren en daarin Schumans Europese voortrekkersrol eren. Als we naar de verspreiding van de naam kijken, lijkt het erop dat de maatschappelijke canonisatie van Schuman al heeft plaatsgevonden, geruime tijd vóór een mogelijke – we mogen wel zeggen waarschijnlijke – kerkelijke zaligverklaring.

Schumans religieuze kernwaarden

Voor het spirituele gedachtengoed van Schuman geldt hetzelfde als voor het politieke: hij heeft er bijna niets over geschreven. Op grond van brieven en uitlatingen aan vrienden is wel iets van zijn religieuze belevingswereld in beeld gebracht. Er zijn enkele duidelijke patronen zichtbaar. Allereerst valt de betekenis op die Schuman toekende aan het idee van een lekenapostolaat: hij werd geen priester en trad niet in het klooster in, maar wilde zijn christelijk geloof uitdragen door zijn werk, midden in de samenleving. Hij speelde een actieve rol in de katholieke caritas, in het jeugdwerk en de vluchtelingenopvang. Christen-zijn betekende dienstbaar zijn. Ten tweede valt zijn strenge religieuze levensstijl op. Schuman leefde alleen, betrekkelijk sober, cultiveerde de stilte en creëerde voor zich zelf een klimaat van ora et labora. Hij kende vaste tijden voor gebed en lectio en was een trouw bezoeker van de eucharistie. Als hij in Parijs was, ging hij elke dag naar de Sainte Clothilde, vlak achter het ministerie van buitenlandse zaken. Thuis in Metz had hij het geluk naast een zusterklooster te wonen, in de kapel ervan had hij een eigen plekje. Ten derde vallen zijn vele kerkelijke en religieuze vriendschappen op. Schuman verkeerde graag in hun midden en had een bijzondere klik met de contemplatieve religieuzen.

Veelzeggend is tenslotte dat Schuman gegrepen was door het benedictijnse motto PAX, dat hij als een persoonlijk levensmotto beleed. Zijn diepste drijfveer voor het Europese werk was, om er de wereldvrede mee te dienen. Het woord vrede stond groot en in de kleuren van de regenboog in het vaandel van deze ‘pelgrim voor Europa’ geschreven.

Een pelgrimsoord

Het voormalige woonhuis van Schuman, in Scy-Chazelles bij Metz, is nu een museum. Een smalle weg door de heuvels voert ernaar toe, langs een lange kloostermuur en een oud bastion. Tegenover een klein, gedrongen kerkje ligt het: een vriendelijk en eenvoudig landhuis, bedekt onder een grote klimop. De opzet van dit intieme Europamuseum is eenvoudig. Er zijn rondleidingen in het oude woonhuis en video-voorstellingen in de kelderruimte, die juist groot genoeg is voor een schoolklas. Vanuit de diepe, schitterend aangelegde tuin heb je een wijds uitzicht over de Moezelvallei, met zacht glooiende heuvels rond de rustig stromende grensrivier. Er hangt een opmerkelijke rust rond Maison Schuman. De tuin, het huis, de nabijlegen kloosters en het kleine kerkje ademen een sfeer van stilte. In het nabijgelegen kerkje bevindt zich een grafmonument voor de eerbiedwaardige stichter. Een paneel vertelt er iets over het proces van zaligverklaring. In het nabijgelegen winkeltje zijn penningen te koop. De plaats heeft alle trekken van een lieu de pélérinage. Hier moet je dus naartoe als Europese pelgrim: een klein, maar indrukwekkend monument van de vrede.

Charles van Leeuwen, ‘Pelgrim voor Europa’ in Benedictijns Tijdschrift 22.2 (2022) p. 59-71.


[1] Europa als Aufgabe, lezing Baden-Baden, 10 nov 1956. In Karl-Heinz Debus, Robert Schuman. Lothringer, Europäer, Christ. Speyer, Pilger Verlag 1995, p. 222-231.

[ii] René Lejeune, Robert Schuman. Père de l’Europe (1986-1963) Metz, Sarment, Éditions du Jubilé, 2000 en François Roth, Robert Schuman 1886-1963. Du Lorrain des frontières au père de l’Europe. Paris, Fayard 2008.

[iii] Motor achter dit proces is het Institut Saint Benoît te Metz. Zie www.robert-schuman.com/fr/pg-saintete/institut_st_benoit.htm

[iv] De meest uitgebreide en kritische biografie is die van François Roth. Een meer ‘wishful’ religieus portret bij René Lejeune, geschreven voor het zaligverklaringsproces. Een relevant essay van Antoine Wahl, Kirche und Politik im Leben Robert Schuman’s in Karl-Heinz Debus, o.c., p. 103-114. Veel informatie bevat ook de expositie in het Maison Schuman bij Metz.

[v] François Roth, o.c., p. 255.