Een uitspraak van broeder Gerard Mathijsen, de dit jaar teruggetreden abt van Egmond. Ik mocht een interview met hem afnemen – in een vanwege corona heel stille abdij. We hadden uitgebreid de tijd, een heerlijk weekend om het gesprek uit te werken. Wat me bijzonder raakte, was om te zien hoezeer het leven van een monnik in ruim zestig jaar kon veranderen. Van het eerste begin in Oosterhout, in 1958, in de nog strenge jaren, via de jaren van het Concilie en de studie in Rome, tot de jaren van Egmond waarin broeder Gerard veel aanwezig is in de moderne media. Hoe beleeft een monnik al die veranderingen?

Ik denk dat veel kloosters een fase van zoeken doormaken. Een vraag die telkens terugkomt, is: waar gaan we naar toe? Wat is onze toekomst? Wat is de essentie van het monastieke leven? Je kunt die vragen als abdij niet in je eentje beantwoorden. Het is ook niet behulpzaam als elke monnik er zijn eigen antwoord op geeft …

We lopen in ons gesprek de ontwikkelingen in het kloosterleven langs en zien hoe de wereld van de monniken zich steeds meer geopend heeft: voor de mensen van nu, voor de wereld van nu, voor de vragen van nu:

De kernwoorden die bij de kloosterfamilie van Egmond horen, maar ook passen bij deze fase in de kloostergeschiedenis, zijn: menselijkheid, openheid, oecumene, missie, studie, gastvrijheid, dialoog. Het zijn veeleisende woorden. Ze weerspiegelen dat we in de kloosters een optimistisch mensbeeld hebben. Maar verwachten we niet te veel van monniken?

Interview gepubliceerd in het Benedictijns Tijdschrift (oktober 2020)