Waarom zo radicaal en zo eenzijdig Engels?

Het is een vraag die weinig gesteld wordt: wat is de reden dat al die opleidingen een zo radicale en extreme English only-benadering hebben bij de keus voor Engels als onderwijstaal? De meeste onderwijsinstellingen die Engels als voertaal invoeren, gaan er immers van uit dat studenten die aan een Engelstalige opleiding beginnen, alles in het Engels moeten doen. Het curriculum moet gehéél in het Engels en ook de onderwijsadministratie en het informele circuit zouden die lijn moeten volgen. Een bepaalde Maastrichtse faculteit verbood zelfs het spreken van een andere taal dan Engels in de gangen en vrije tijd van studenten… Ook faculteiten die een minder extreem standpunt innemen, zoals FASOS, hebben hun best gedaan om de leeromgeving zoveel mogelijk te verengelsen. Waarom eigenlijk?  

De defensieve uitgangspositie van English only

Allereerst speelt natuurlijk mee dat de invoering van het Engels als onderwijstaal aanvankelijk omstreden was en plaatsvond in een wantrouwig academisch en maatschappelijk klimaat. Er waren tal van critici die de ontwikkeling nauwlettend volgden, van de wetgever tot het ministerie, van medezeggenschapsraden tot studentvertegenwoordigingen, van academische concurrenten tot visitatiecommissies en daarnaast ook nog allerlei kritische maatschappelijke betrokkenen als journalisten, cultuurfilosofen en Onze taal-activisten. Er was een klimaat gecreëerd waarin voorstanders en tegenstanders recht tegenover elkaar stonden. Dat leidde tot zwart-wit voorstellingen maar ook tot zwart-wit implementaties. Wie het Engels wilde invoeren, moest het helemaal doen en niet een beetje.

Daarbij speelde mee dat het management dat de overschakeling op het Engels in de beginjaren aanstuurde, enorm bang was dat Engelstalige opleidingen niet serieus genomen zouden worden. Het wilde elke schijn vermijden van half werk of compromissen in de uitvoering en zette in op een snelle en volledige language switch. Het had er belang bij om de impact van die overschakeling te minimaliseren: in zijn voorstelling was Engelstalig onderwijs niet fundamenteel anders dan Nederlandstalig onderwijs: de voertaal veranderde wel maar dat zou met wat extra taalcursussen kunnen worden opgevangen en verder zou alles hetzelfde blijven Terwijl allerlei onheilsprofeten de zaak vreselijk dramatiseerden, deden zij het omgekeerde: zij stelden de situatie voor als zeer eenvoudig. English only, dat was alles…

Valse verwachtingen

Het English only principe is in minder vanzelfsprekend dan bestuurders, studenten en docenten denken en heeft iets kunstmatigs en krampachtigs. De keus is ingegeven door valse verwachtingen van immersion onderwijs – alsof je op die manier een betere taalvaardigheid zou krijgen. Ze getuigt ook van een zekere onervarenheid met meertaligheid in de praktijk, waarin code-switching voortdurend aan de orde is en niet als een verwerpelijke, didactisch ongewenste handeling moet worden weggezet. Het is een code of conduct die kan worden ontwikkeld.

Ik ben er al jaren van overtuigd dat we dat invoering van het Engels als onderwijstaal een alleen maar de eerste stap is op weg naar een meertalig profiel van onze studenten. We moeten verder gaan, werken aan een Beyond English only. Een benadering waarin meer Europese vreemde talen als voertaal in het curriculum worden opgenomen – zeker bij opleidingen als Arts & Culture en European Studies. Het wordt tijd voor een bredere benadering, waarin ook de moedertaal van studenten, de omgevingstaal en wellicht nog andere vreemde talen een plaats krijgen. Dat is geen utopie, maar een harde noodzaak in een meertalige wereld.

Academisch meertalig

Er zijn in elk geval genoeg didactische, praktische en misschien ook wel principiële argumenten aan te voeren voor een minder rigide en minder extreme doorvoering van het English-only principe in het hoger onderwijs. Nuances waar opleidingen misschien voor terugschrikken omdat ze vrezen voor de uitvoering en voor hun imago. Maar met een al te rigide invoering onthouden ze hun studenten veel mogelijkheden, onder andere om zich academisch méértalig te ontwikkelen en op de meertalige arbeidsmarkt goed voorbereid zijn. En was niet een van de voornaamste redenen voor de invoering van Engels als voertaal in het hoger onderwijs, dat studenten voor de internationale arbeidsmarkt beter toegerust worden?

Enkele passages uit een essay dat ik enkele jaren terug schreef ter gelegenheid van het afscheid van Wiel Kusters aan onze faculteit. Elk essay in de feestbundel kreeg de titel van een gedicht van Pierre Kemp. Ik koos voor: De Engelse verfdoos

Charles van Leeuwen, De Engelse verfdoos. Nuances in de uitvoering van Engelstalig Hoger Onderwijs. In J. de Roder (Ed.), Ik woon in duizend kamers tegelijk. Opstellen voor en over Wiel Kusters (Nijmegen: Vantilt, 2012), pp. 142-150