Een oude foto in een krullerige houten lijst. Een religieuze die zich lang geleden heeft laten portretteren. In de ene hand draagt ze een regelboekje, in de andere een rozenkrans. Op haar borst hangt een zilveren crucifix. Ze heeft bolle wangen en een ernstige blik. Ze kijkt me van onder een donkere kap doordringend aan. Wie is zij?

Ik krijg de foto van een handelaar in religieuze inboedels bij wie ik een kostbaar naslagwerk wil kopen. ‘Dit krijg je er gratis bij, het is een prachtige lijst die je misschien opnieuw kunt gebruiken’. Kennelijk is het voor hem een onverkoopbaar stuk, handig om een aarzelende klant over de streep te trekken. Lang hoef ik niet te aarzelen, want de zuster moet gered worden. Ik ontferm me over het portret en neem het boek op de koop toe.

Het enorme portret krijgt een plaats in mijn studeerkamer. De onberispelijk geklede religieuze met de brede witte bef staart me vaak lang aan: soms lijkt ze streng en dan weer vriendelijk, soms ingekeerd en dan weer sterk aanwezig. Ze is wel een beetje ongeduldig, misschien heeft ze lang staan wachten voor de fotograaf klaar was. Haar linkerhand beweegt wat omhoog, alsof ze meteen weer aan het werk wil. Ze is klein, haar gestalte enigszins gedrongen. Maar verlegen is ze niet, dat zie ik aan haar wilskrachtige mond en stevige neus. Het is nauwelijks in te schatten hoe oud ze is: veertig, vijftig, zestig jaar misschien?

Een keurige, gereserveerde, onpeilbare religieuze

Ik kan weinig van haar lichaam onderscheiden. Dat gaat geheel schuil onder haar habijt, maar het lijkt me een stevig, kordaat lijf. Hoe vaak zou ze zelf naar haar lichaam hebben gekeken? Zouden er dagen zijn geweest dat ze geen habijt droeg? Zou ze op werkdagen anders gekleed gaan dan bij het maken van dit staatsieportret? Ik zie dat ze mooie handen heeft: zachte handen, studiehanden, zeker geen werkhanden. Maar meer krijg ik niet te zien, nooit legt ze in mijn bijzijn haar habijt af. Altijd blijft ze wie ze is: een keurige, gereserveerde, onpeilbare religieuze.

De vraag wie deze zuster met de nadenkende, diep liggende ogen is, blijft me bezighouden. Nergens staat haar naam. De foto is gesigneerd, door fotograaf Th. Weijmers uit Maestricht. Nergens een datum, maar het is in elk geval uit de tijd dat er nog een Franse spelling van Maastricht werd gehanteerd. Is dat lang geleden? Het is een wonderlijke speling van het lot dat deze zuster, via een Brabantse winkel, opnieuw in Franse Maastrichtse sferen terecht is gekomen, een beetje thuisgekomen dus.

Van welke congregatie zou ze moeder overste zijn, bij welk klooster hoort ze? Die vraag moet te beantwoorden zijn, maar niemand in mijn omgeving kan mij helpen. Ze lijkt geen zuster van Onder de Bogen, geen zuster van het Arme Kind Jezus, geen Kleine Zuster van de Heilige Joseph, geen Zuster van Liefde, geen Dochter van Wijsheid, geen penitente, geen recollectin, geen begijn en geen benedictines. Er zijn tientallen kloosters bekend uit Maastricht en omgeving. De zuster zelf houdt haar volle lippen natuurlijk stevig op elkaar. Zou ze trouwens Nederlands hebben gesproken, of Vlaams, Frans, Duits misschien?

Hoeveel handdrukken ben ik van deze zuster verwijderd?

Een andere vraag die me bezighoudt, is wanneer het portret gemaakt is. Mijn gevoel zegt dat het negentiende-eeuws is. Geen twijfel mogelijk. Maar de lijst is aan de achterkant dichtgeplakt met een moderne Franse krant: ik lees advertenties van radio’s en kom ergens het jaartal 1955 tegen. Het zegt natuurlijk niets, misschien is de foto na de oorlog opnieuw netjes ingelijst. Toch bekruipt me een vreemd gevoel: zou de foto misschien pas in 1955 zijn gemaakt, zo klassiek en traditiegetrouw dat het echt een negentiende-eeuws portret lijkt? Zou er zo weinig tijd zitten tussen die foto en het Concilie, tussen die zuster en het jaar waarin ik geboren ben? Hoeveel handdrukken ben ik van deze zuster verwijderd?

Ongemakkelijk

Mijn vrouw en kinderen houden niet van het portret. Ze vinden dat het daarmee in mijn studeerkamer minder gezellig is geworden. Moeder overste jaagt hen schrik aan. Het is een eng mens… maar kijken ze wel goed?

Het moet voor moeder overste natuurlijk ook ongemakkelijk zijn om bij ons te gast te zijn, om bij een volslagen vreemde in te wonen. Ze komt uit een klooster en nu staat ze oog in oog met een meneer uit de wereld. Ze ziet meer van me dan ze ooit van mannen heeft gezien: ze ziet me mails schrijven en telefoneren, mopperen en heen en weer lopen door mijn kamer. Ze is er bij als ik aan het werk ben of rustig in mijn stoel zit te lezen, als ik eventjes wegdut, driftig zit te tikken of verveeld in mijn neus peuter. Ze kijkt over mijn schouder mee als ik het internet op ga. En ze blijft doen alsof ze nergens iets van merkt. Een paar van de boeken in mijn kamer herkent ze misschien: de bijbels, regels, religieuze auteurs, maar het meeste zal haar onbekend zijn. Schrijvers die ze verfoeit en die op lijsten van verboden boeken hebben gestaan. Titels die in haar ogen nutteloos zijn. Vrijmoedige vertellingen, literaire en filosofische overpeinzingen die ze totaal niet herkent. Afbeeldingen die ze onzedelijk vindt. Een rommel waar ze nooit aan zal wennen. Muziek die haar wezensvreemd is.

Ook al schrijft die man over het religieuze leven, gaat het dan over háár vertrouwde dingen? Wat begrijpt die meneer van de kloosterwereld? Heeft hij in haar ogen enig recht om zich met kloosters verbonden te voelen?

 Ze begint voorzichtig mijn kamer in te zien en stelt me soms vragen.

Op een gegeven moment zie ik moeder overste wat vrolijker en ontspannener rondkijken. Ze begint voorzichtig mijn kamer in te zien en stelt me soms vragen: werk je met plezier? Is dat een goed boek? Hoe is het om oblaat te zijn? Om in kloosters te komen en toch in de wereld te leven? Om al die oude teksten te lezen en daarvan iets met je studenten te delen? Ze vertelt bijna niets over haar zelf, maar is me in mijn werk toch erg nabij. Haar rust wordt mijn rust, haar stabiliteit de mijne. Haar trouw en toewijding inspireren mij, haar nederigheid helpt mij om zelf een beetje nederig te blijven. Haar fronsen is soms bevrijdend en ontnuchterend. Haar nieuwsgierigheid groter dan verwacht.

Foto zoekt familie

Foto zoekt familie. Overste zoekt medezusters. Het is een tragische gedachte, dat dit portret misschien al heel lang op medezusters wacht. Op jonge roepingen die het al tientallen jaren geleden lieten afweten. Op mijn kamer ontvang ik een overste zonder jeugd, uit een klooster zonder toekomst. Rond de eeuwwisseling is haar huis gesloten. Er was niemand meer die de waarde van de foto inzag, de laatste zusters hebben het misschien met rancune opgeruimd. De handelaar in religieuze curiosa kon er niets mee beginnen. Maar bij mij komt moeder overste een beetje thuis. Een beetje.

Onlangs werd ik door een zuster opgebeld. Ze had de foto bij deze tekst herkend: het is moeder overste Augustine Battut (ca1839-1910) van de congregatie van St Joseph du Bon Pasteur uit Clermond-Ferrand. Deze congregatie had een aantal huizen in België, onder andere in Munster-Bilzen, niet ver van Maastricht. Als ik nu mijn studeerkamer binnenkom, zeg ik: ‘bonjour mère Augustine’. De onderzoekingen gaan verder naar deze bijzondere religieuze: ze is nu ook mijn moeder overste.