Op 12 december 2017 overleed hij, zacht en vredig, op 95-jarige leeftijd. Père Frédéric was de eerste prior van St André de Clerlande, het mooie en moderne klooster waarvan hij zelf de bouw vanaf 1969 tot in de details begeleidde. Hij was een voortrekker in de vernieuwing van het benedictijnse kloosterleven. Hij was ook de monnik die mij uitnodigde om oblaat te worden en jarenlang een klankbord voor mij was rond vragen van spiritualiteit. Een week voor zijn dood had ik nog een mooi, uitgebreid gesprek met hem.

Terug naar de bron, terug naar kleine huizen

Het was een soort levensopdracht voor Père Frédéric om het kloosterleven na het Concilie te vernieuwen. Terugkijkend kunnen we zeggen dat hij daarin in veel opzichten is geslaagd. Veel van zijn intuïties om het benedictijnse charisma eigentijds, maar diep geworteld in de traditie vorm te geven, zijn uitgekomen. Ze kregen niet zomaar vorm, maar een mooie, levende, menselijke en bijzonder creatieve vorm.

Zijn intuïties kregen niet zomaar vorm, maar een mooie, levende, menselijke en bijzonder creatieve vorm.

Een centrale gedachte van Père Frédéric was dat elke vernieuwing alleen betekenisvol was als het tegelijk een terugkeer was naar de bron: de tijd van de eerste christelijke gemeenschappen, de oertijd van de alleroudste en authentiekste inspiratie van christelijk geloof. Het gebeurde in kleine huizen en eenvoudige kerken: in gebouwen die sober, alledaags en warm waren en voor zijn anti-monumentale maison-église en maison-monastère model zouden staan.

Pionier na het Concilie

In 1943 was Frédéric ingetreden in het grote, klassieke klooster Sint Andries van Zevenkerken, bij Brugge, waar hij een geweldige vorming kreeg en aan het werk ging als liturg en filosoof, docent van de prestigieuze kloosteropleiding en redacteur van het tijdschrift Art d’Église. In 1965, na het grote Concilie, werd hij aangewezen als pionier en later prior van een nieuwe stichting in Franstalig België, bij Louvain-la-Neuve. Daar bouwde hij samen met een kleine groep monniken iets moois op en dat had veel te maken met zijn subtiele leiderschap, zijn authentieke gehoor geven aan evangelisch leven, zijn rijke visie op de kloostertraditie en zijn aimabele persoonlijkheid.

Monnik-schrijver

Frédéric zou de communiteit 12 jaar leiden en daarna terugtreden om andere pastorale taken op te pakken. Misschien was dat wel iets te snel voor het jonge klooster, maar hij vond dat een prior niet te lang moest aanblijven en jongeren op tijd hun kansen moesten krijgen. Dat kregen ze, Frédéric zou daarna nog 35 jaar als trouwe, wijze monnik zijn communiteit en de wijde kring van vrienden eromheen dienen.

In die jaren kwam zijn schrijverschap tot bloei, hij schreef prachtige boeken over moderne kunst, architectuur en liturgie, een domein waarin hij pionier was en over heel de wereld werd gevolgd. Maar zijn belangrijkste boeken waren voor mij toch die over benedictijnse spiritualiteit, zoals de nieuwe, originele uitgave van de Regel van Benedictus Prie et travaille au milieu de tes frères (1980) en Bénédictins. Un art de vivre (1985), het eerste boek over benedictijnse levenskunst dat al snel een trendsetter bleek en werd nagevolgd door bestsellers van De Waal, Chittester en Grün.

Benedictijnse inspiratie voor leken

Frédéric gaf ook leiding aan een oblatuur nieuwe stijl en leefde persoonlijk voor hoe je vandaag de dag christen kunt zijn en daarbij in de Regel van Benedictus een spirituele en praktische leidraad vindt. Dat heeft veel te maken met die Regel opnieuw leren lezen: daarin was Frédéric een aanstekelijke, onovertroffen leermeester.

Afscheid

Op zaterdag 2 december mocht ik van Frédéric afscheid nemen. Het was een vreemde gewaarwording om daar naast zijn bed te zitten, in de mooiste maar misschien ook wel rommeligste kamer van het klooster met uitzicht op het biddende bos. Voor mij was Frédéric de pius pater van de Regel, ongeveer 35 jaar heb ik hem van nabij meegemaakt. Zijn enthousiaste manier van spreken, zijn vrolijke gesprekken aan tafel, zijn zachte kwinkslagen, zijn lichtheid, relativeringsvermogen en gevoel voor humor: hij stimuleerde je en straalde altijd vertrouwen en levensvreugde uit. Ik neem voor de oblatuur soms het woord ‘roeping’ in de mond – maar ben daar voorzichtig in want het is een groot woord. Maar welbeschouwd is het een roeping en Frédéric was de monnik die mij als oblaat ‘geroepen’ heeft en daarmee een hele wereld in mij wakker riep. Niet alleen een verlangen naar eigentijds benedictijns leven maar ook het vertrouwen om dat zelf in de hand te nemen en er samen met anderen iets van te maken.

Frédéric was de monnik die mij als oblaat ‘geroepen’ heeft en daarmee een hele wereld in mij wakker riep. Niet alleen een verlangen naar eigentijds benedictijns leven maar ook het vertrouwen om dat zelf in de hand te nemen en er samen met anderen iets van te maken.

Het was op die zaterdagmiddag een mooi, waardig afscheidsgesprek, waarin de 95-jarige monnik nog alles deelde wat hem altijd zo bijzonder maakte: zijn zachtheid, vrolijkheid en lichtheid, zijn eruditie en passie, zijn grote inlevingsvermogen en heerlijke gevoel voor humor. Nu mogen we hem laten gaan, dankbaar maar ook met een verweesd gevoel. Wat heb je ons altijd veel gegeven… Rust in vrede, Frédéric.