Een kleine tentoonstelling met afbeeldingen van barmhartigheid uit de tijd van twee belangrijke pioniers van barmhartigheid, Vincent de Paul en Louise de Marillac. Ik stelde deze serie samen ter gelegenheid van het 375-jarig bestaan van de St Willibrordsparochie in Teteringen en het 350ste sterfjaar van Vincentius in 2010.

De meeste van deze prenten dateren uit de jaren waarin de parochie is ontstaan en Vincentius en Louise zelf aan het werk waren, sommige zijn van iets later datum. De beelden blijven ook vandaag nog spreken, vandaar dat ik het digitale materiaal hier nog een keer publiceer. De expositie zelf heeft diverse plaatsen aangedaan en is inmiddels al weer enige tijd opgeborgen op een kloosterzolder.

Vincent de Paul: vader van de armen

De Franse heilige Vincent de Paul (1581-1660) wordt ook wel ‘vader van de armen’ genoemd. Als geen ander ijverde hij ervoor dat de kerk aanwezig zou zijn onder de allerarmsten. Zelf gaf hij het voorbeeld door onvermoeibaar stad en land af te reizen en waar nodig te zorgen voor de verdeling van voedsel en kleding, opvang van weeskinderen, verpleging van zieken en gehandicapten en onderwijs aan analfabeten. Ook geestelijke zorg was van belang, hij zocht dorpen op waar nooit priesters kwamen, ving vluchtelingen op en begeleidde gevangenen. Door deze dingen te doen, verkondigde Vincentius het evangelie, in het bijzonder het vers: ‘Alles wat je voor een van de minste broeders en zusters van Mij hebt gedaan, heb je voor Mij gedaan’ (Mt. 25,40).

Vincentius deed al die dingen niet alleen, maar wist veel andere mensen te bewegen om zich met hem in te zetten voor het werk van barmhartigheid.

Vincentius deed al die dingen niet alleen, maar wist veel andere mensen te bewegen om zich met hem in te zetten voor het werk van barmhartigheid. De kerk heeft Vincentius dan ook tot schutspatroon verklaard van de caritas-instellingen, oftewel alle initiatieven van liefdadigheid uit katholieke kring.

Louise Marillac en andere welgestelde dames

Vincentius begon bijvoorbeeld met een kring van welgestelde dames, de Dames de la Charité, de Dames van Liefde, de armen- en ziekenzorg in zijn parochie systematisch aan te pakken. Dat was een nieuw model en het sloeg aan: in veel andere parochies ontstonden ook zulke kringen. Ook verzamelde Vincentius enkele priesters om zich heen en begon met wat de Congregatie van de Missie zou worden: een soort NGO voor katholiek ontwikkelingswerk die een enorme activiteit ontplooide, in de stad maar vooral op het arme platteland. Omdat er nog zoveel meer werk was in zorg en onderwijs en de deftige dames maar beperkt inzetbaar waren, begon Vincent ook met zusters, die hij Filles de la Charité noemde, Zusters van Liefde, die werden aangestuurd door een goede vriendin van hem, de adellijke Louise de Marillac (1591-1660). Aan het eind van zijn leven gaf Vincentius leiding aan honderden mensen – priesters, leken en religieuzen – die hun leven aan de barmhartigheid hadden gewijd: op scholen en in kinderhuizen, in klinieken en sterfhuizen, in gevangenissen en noodhospitaals in de oorlogsgebieden.

 

Vincentius en de zijnen hadden het gewoon veel te druk om te kunnen denken aan het maken van schilderijen en etsen.

Uitbeelding en idealisering van het apostolaat

Vincentius was in zijn eigen tijd al een heel opvallende persoon. Er is dan ook veel over hem geschreven. We hebben echter niet zo heel veel afbeeldingen van zijn bezigheden die tijdens zijn leven zijn gemaakt. Daarvoor hadden Vincentius en de zijnen het gewoon veel te druk. Het meeste beeldmateriaal is na zijn dood vervaardigd, het biedt een soort idealisering van de verschillende werken van barmhartigheid die Vincentius had opgezet: de heilige die samen met de liefdezusters vondelingen verzorgde, aandacht had voor bedelaars, gevangenen bezocht en volgens een legendarische overlevering enige tijd zelf de plaats van een galeislaaf innam…

 

Barmhartigheid door de ogen van kunstenaars van hun tijd: Bosse en Callot

Maar het thema van de barmhartigheid is in die 17e eeuw ook nog op veel andere manieren uitgebeeld, onder andere door de Franse kunstenaar Abraham Bosse (1604-1676). Hij was de zoon van een protestantse kleermaker uit de stad Tours en vertrok op zijn 20ste naar Parijs. Daar werd hij een van de meest vooraanstaande graveurs van zijn tijd, hij schreef bijvoorbeeld het eerst handboek over het maken van etsen en gravures. Bosse kreeg veel opdrachten voor prenten en portretten, zowel van katholieke als protestantse zijde. Ze tonen ons een interessant inkijkje in de Franse Gouden Eeuw: we zien de wereld van de rijken maar ook de wereld van de armen.

We zien de wereld van de rijken maar ook de wereld van de armen.

In een cyclus over de zeven werken van barmhartigheid, die gemaakt is in de jaren tussen 1630 en 1640, laat Bosse zien op welke manieren de rijken zich het lot van de armen kunnen aantrekken, namelijk door heel concreet voor hen te zorgen. De schitterende prenten tonen ons de omgeving waarin Vincentius en zijn mensen aan het werk zijn gegaan: een wereld van soms zeer welgestelde mensen, maar vaak ook grote armoede. Ze laten zien hoe mensen die het beter getroffen hebben, geïnspireerd door het evangelie en aangespoord door de kerk, uit het isolement van hun rijkdom kunnen treden en de wereld menselijker en leefbaarder maken. Een andere bekende kunstenaar uit zijn tijd is Jacques Callot (1592-1635). Na een lange tijd in Italië te hebben gewerkt, keerde hij terug naar zijn geboortestreek Lotharingen, waar hij onder andere een bekende serie gravures over de verschrikkingen van de oorlog maakte. Opvallend is dat we op deze afbeeldingen temidden van al die ellende ook religieuzen aan het werk zien: op een zelfde wijze zouden de priesters broeders en zusters van Vincentius zich naar de slagvelden van hun tijd begeven.